Ruimtelijke Ordening

Hobbymatig paarden houden op een woonbestemming? Locatie, locatie, locatie

Auteur: Mr. J. (Joeri) de Haas

Heeft uw woning, erf of perceel een woonbestemming? En houdt u hobbymatig paarden of wilt u dat gaan doen? Dat mag in bepaalde gevallen wel en in andere gevallen niet. Een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) laat zien met welke omstandigheden de bestuursrechter rekening houdt bij de beoordeling of het houden van paarden verenigbaar is met een woonbestemming.

Boksum-uitspraak 17 september 2025: ruimtelijke uitstraling doorslaggevend

Het is vaste rechtspraak dat het van de specifieke omstandigheden van het geval afhangt of het houden van paarden binnen een woonbestemming past. De ruimtelijke uitstraling van het houden van paarden en de aard, omvang en intensiteit daarvan, zijn bepalend.

Voorzieningen voor het houden van paarden, zoals een paardenbak, paardenstal of paddock, spelen daarbij ook een rol. Dat de definitie van het begrip ‘wonen’ in het Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal niet het gebruik van een paardenbak omvat, is dus niet van belang, zo oordeelde de Afdeling recent in een uitspraak over een handhavingsgeschil dat betrekking had op een paardenbak in Boksum, Friesland. Het is ook niet relevant dat elders in het bestemmingsplan is bepaald dat paarden- en ponysport alleen binnen de bestemmingsplanaanduiding ‘manege’ is toegestaan. Het houden van paarden en het gebruiken van een paardenbak valt immers niet automatisch onder ‘paardensport’. [1]

In de Boksum-uitspraak oordeelde de Afdeling dat het gebruiken van een paardenbak niet in strijd is met de woonbestemming die op een woonboerderij rustte. De verzoeker om handhaving in deze kwestie woonde vlak naast de paardenbak. De Afdeling vond echter doorslaggevend dat er geen paarden bedrijfsmatig werden gehouden en dat het gaat om een ruim opgezet perceel in het buitengebied met een groot oppervlakte aan bijbehorende gronden, die voorheen agrarisch werden gebruikt. Volgens de Afdeling is tevens van belang dat de woonboerderij in een gebied ligt waarvoor een bestemming geldt (een bestemming ‘Landelijk gebied’) die zowel wonen als agrarische bedrijven toelaat. Hoeveel paarden er feitelijk precies werden gehouden, blijkt niet uit de uitspraak. Wel volgt uit de uitspraak dat op het perceel niet alleen een paardenbak, maar ook zes paardenboxen aanwezig waren.

Eerdere rechtspraak

In de Boksum-uitspraak kijkt de Afdeling dus enerzijds naar de grootte en ligging van het perceel en anderzijds naar de geldende bestemming in de omgeving. Dat de verzoeker om handhaving vlak naast de paardenbak woonde, vond de Afdeling kennelijk minder belangrijk.[2] Uit andere rechtspraak over het houden van paarden op een woonbestemming blijkt echter dat de afstand tot een naburig(e) perceel of woning er wél toe doet. In 2024 oordeelde de Afdeling dat een afstand van 22 meter tussen een paardenstal en een naburige woning passend was binnen de ter plaatse geldende woonbestemming en de bijbehorende tuin. Op het perceel werden hobbymatig twee tot vier paarden gehouden. Het perceel was gelegen aan een bebouwingslint in de gemeente Drechterland en grensde net als het buurperceel aan open agrarisch landschap.[3]

Ook een afstand van 15 meter tussen een bijgebouw voor het stallen van twee paarden en een naburige woning is eerder door de Afdeling akkoord bevonden. Aan de orde was een locatie in Halsteren met ruim opgezette percelen met een oppervlakte van 920 à 1.300 m², grenzend aan een gemengd overgangsgebied met grotendeels agrarische en extensief recreatieve functies, waaronder ruiterpaden.[4]

Een afstand van 11 meter tussen een paddock voor twee paarden, behorend bij een arbeiderswoning in het buitengebied, en een naburige woning in Rutten leverde volgens de Afdeling evenmin strijd op met de woonfunctie op het perceel. In deze uitspraak betrok de Afdeling dat de paddock op de grootst mogelijke afstand tot de achtergevel van de naburige woning was gesitueerd. Daarbij grensde de paddock aan twee zijden aan agrarische gronden. Dat het ging om een blok van vier voormalige karakteristieke arbeiderswoningen deed daaraan volgens de Afdeling niet af.[5]

In andere rechtspraak vond de Afdeling het houden van twee paarden op een afstand van ongeveer 15 meter tot een naburige woning dan weer niet in overeenstemming met de woonbestemming. De woning van de paardenhouder in Heemskerk bevond zich aan de rand van een woonwijk. De paardenstal van de paardenhouder grensde aan het naburige perceel. Dat sprake was van twee vrijstaande woningen en een stuk openbaar groen achter deze woningen vond de Afdeling niet voldoende, omdat op een afstand van 50 meter achter het perceel van de paardenhouder ook rijwoningen aanwezig waren.[6]

Ligt een perceel aan de rand van een woonwijk of de bebouwde kom, dan valt dus niet eenduidig aan te geven of het houden van paarden wel of niet in overeenstemming is met de woonbestemming. Net als in de Heemskerk-uitspraak werd ook het houden van twee paarden op een woonperceel in Geldermalsen in strijd met de woonbestemming geacht. Hoewel het perceel grensde aan gronden met een agrarische bestemming, was het perceel wel onderdeel van een woonwijk. Daarnaast bevond een berging die als paardenstalling fungeerde zich op 1,5 tot 2 meter afstand van de slaapkamer van de verzoeker om handhaving.[7]

Verder betekent ook een ligging buiten de bebouwde kom niet per se dat het houden van paarden in overeenstemming met een woonbestemming is, zo blijkt uit een uitspraak over vier aaneengesloten woonpercelen van ongeveer 200 m² in Zoetermeer. De percelen lagen weliswaar buiten de bebouwde kom, maar de Afdeling achtte (mede) doorslaggevend dat de tuin waar de paarden werden gehouden aan de tuin van het naburige perceel grensde.

Conclusie

Of het hobbymatig houden van een of enkele paarden paarden op gronden met een woonbestemming planologisch-juridisch toegelaten is, hangt af van de ruimtelijke uitstraling die daarvan uitgaat. De bestuursrechter kijkt daarbij naar de ligging van het perceel ten opzichte van de omgeving en naar de afstand tot een naburig(e) perceel of woning. De rechtspraak over dit onderwerp laat een wisselend beeld zien, vooral bij woonpercelen die weliswaar aan het buitengebied of agrarisch gebied grenzen, maar óók aan de rand van een woonwijk liggen.



[1] ABRvS 17 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4427 (Boksum), r.o. 4.4 t/m 4.6.

[2] Zie bijv. ook ABRvS 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2587 (Mill), r.o. 5.1, waar de Afdeling niet meeweegt wat de afstand is tussen een naburig perceel en een woonperceel in het buitengebied waarop twee tot vier paarden werden gehouden.

[3] ABRvS 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1011 (Drechterland), r.o. 6.2; Rb. Noord-Holland 12 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11057 (Drechterland), r.o. 5.3.4.

[4] ABRvS 14 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:629 (Halsteren), r.o. 4.5-4.6.

[5] ABRvS 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1113 (Rutten), r.o. 4-4.1.

[6] ABRvS 20 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3803 (Heemskerk), r.o. 2.2.

[7] ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3139 (Geldermalsen), r.o. 2.3.